Dag, hallo. Ik schrijf weer, dat zie je inderdaad goed. Het is een dinsdagavond in een van de laatste schoolweken en opeens vallen de woorden als regendruppels op mijn scherm. Ik wíl weer graag schrijven. Had ik dan geen verhalen meer te vertellen dat er ik de vorige keer zo plotseling mee stopte? Niet per se. Maar ik wist niet hoe dat moest: mijn online identiteit verenigen met de persoon die ik in het echt ben; voor de klas, in de lerarenkamer, als volwassene. De laatste keer dat ik schreef is zo lang geleden dat ik blij ben dat Macbooks een beter geheugen hebben dan mensen, want anders had ik niet in kunnen loggen. Deze stortbui aan woorden laat ik nu vallen – wie weet voor hoe lang ze hier staan – en wie zin heeft mag hieronder komen dansen in de regen.
Het begin
Sleeping Lion begon ooit als mijn plekje op het internet. Ik was achttien en had eindelijk mijn moed bijeengeraapt om die stap te zetten: ik kocht een eigen domein. Maandenlang dacht ik na over de naam en nog veel langer was ik bezig met de vormgeving van een logo. Ik geloofde immers dat mijn blog een verlenging van mijn persoonlijkheid was en dat die beide identiteiten op zijn minst samen moesten vallen. Wie mij kent weet dat ik de dingen nooit half doe en me ook in dit project helemaal verloor. Het was echt mijn favoriete hobby. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het me veel gebracht heeft: carrièrekansen, een ontelbare schat aan schrijfervaring die ik geenszins op een andere manier op had kunnen doen (lees: ik was nooit zo goed geworden in mijn huidige werk) en heel veel bijzondere contacten. Ik hield er een stage aan over bij een ondernemer – en niet zomaar eentje – tegen wie ik opkeek, ik sprong zomaar op de trein om met een onbekende tosti’s te gaan eten in Den Haag (weet je nog, S.?) en na al die kleine duikjes in het diepe durfde ik vijf maanden Australië (al vijf jaar geleden!!!) ook wel aan. Jullie lazen het hier: wie ik was toen ik van de middelbare school vertrok, hoe ik mezelf vond en dikwijls weer verloor tijdens mijn bachelorstudie, hoe ik moederziel alleen mijn weg probeerde te vinden (en vond) in dat grote, imponerende Melbourne en hoe ik zoveel jaar later mijn masterscriptie haalde en uiteindelijk besloot om – surprise, surprise – het onderwijs in te gaan. En toen? Toen waren de woorden op.
Of…
Nee, dat is niet waar. Het heeft altijd zo gevoeld, maar in werkelijkheid waren ze er wel, die letters die niet konden wachten om getypt te worden. Maar het voelde niet langer goed om nog online die ruimte op te eisen. Zelfs al was die ruimte van mij alleen. Zelfs al betaalde ik poen om de site in de lucht te houden en het onderhoud en de updates te verzaken. (Ik ben echt geen tweeëntwintig meer, wás het maar zo). Van het idee van bloggen werd ik claustrofobisch, alsof ik met een veel te grote rugzak in een veel te kleine kamer een kunstje moest doen. Toen ik begon met bloggen, wist ik dat er een dag zou komen dat ik geen student meer zou zijn en opeens een volwassene werd. Die dag was, vrij lang, nog ver weg. Maar naarmate de jaren vorderde, kwam die dag steeds dichterbij. En met naderen van die dag werd ook mijn dilemma groter: hoe kon ik omgaan met kwetsbaarheid online (want dat is wat mij betreft toch echt de voorwaarde voor een geslaagd persoonlijk blog) en mijn professionele identiteit? Hoe kon ik een succesvolle communicatieprofessional zijn en tegelijkertijd blijven schrijven over hoe ik me als persoon ontwikkelde? Want wie zich ontwikkelt, heeft daar nu eenmaal óók eerst fouten voor te maken. Hoe kon ik – en daar komt het – in hemelsnaam docent zijn en ook nog blijven bloggen?
En toen was ik opeens dé docent
Ze vertellen je veel op een lerarenopleiding. Ze vertellen je hoe je een klas stil krijgt als je de les wil gaan beginnen en als nou blijkt dat je een klas hebt getroffen die daar niet zo van onder de indruk is, dan vertellen ze je nog twintig manieren om het toch voor elkaar te krijgen. Ze vertellen je ook wat een goede les is, hoe die opgebouwd hoort te zijn, waar je didactisch op moet letten bij welk onderdeel (vakjargon: vakdidactiek) en hoe je pedagogisch probeert de hele groep pubers bij de les te houden. Humor blijkt erg belangrijk – eigenlijk zijn alle docenten in hun hart een beetje stand-up comedian, al accepteren ze dat ze een kritisch publiek hebben dat alleen een beetje binnensmonds grinnikt (zelfs al is het grapje nog zo goed).
Ze vertellen je dat reflectie belangrijk is. Zo belangrijk, dat je avonden spendeert aan het overpeinzen van die luttele opmerking die je net twee seconden te laat geplaatst hebt en die ene actie van die leerling waar je net (niet) op gereageerd hebt. Ze leren je ook dat een goede docent alles doorheeft en dat heb je dus niet, als jonglerende circusdirecteur in een kooi vol leeuwen op je driewieler, maar dat weet je zelf pas als de ballen een keer op de grond gekletterd zijn. Ze vertellen je ook: je hebt een voorbeeldfunctie, let je daar een beetje op? En als ze het je niet vertellen: dan wéét je dat. Je voelt dat tot in je botten, vooral op de dag dat een lieve, maar toch ietwat brutale leerling uit 2-havo roept: ‘Hé mevrouw, zullen we u eens googelen?’
Op slot
Ik denk niet dat het woorden behoeft, maar voor degenen onder ons die mij graag zien overdrijven: mijn hart sloeg daadwerkelijk een slag over. Ik dacht: je zegt wát? Diezelfde dag nog gooide ik alles wat ik op slot kon gooien op slot. Natuurlijk wist ik wel dat leerlingen ook op mijn site konden komen en natuurlijk wist ik dat mijn Instagram nu ook weer niet zo geheim is, maar het was toch een schok dat de online wereld opeens intrede deed in de echte. Blijkbaar gooide ik die dag ook mijn hart op slot, want daarna waren er veel woorden over de lerarenopleiding en over mijn eerste jaar in het onderwijs, maar er waren nog veel meer twijfels. Er stond daadwerkelijk een reputatie, een toekomstperspectief, een persoonlijke ontwikkeling van jewelste op het spel. Want dat vertellen ze je wel op de lerarenopleiding: dat je jezelf gaat leren kennen en jezelf gaat tegenkomen, maar zelfs de meest treffende metafoor kan niet verbeelden wat dat in de praktijk voor mij betekende. Wat moesten mijn leerlingen er wel niet van denken? Ik besloot tot stilte na de storm, al was de weersverwachting nog nooit zo troebel geweest.
Een jaar later
Inmiddels zijn we een jaar verder. Meer zelfs, want die bewuste opmerking hoorde ik toen ik het echt pas net deed, dat hele lesgeven en docent-zijn. Ik ben, vrij zeker, niet meer dezelfde als een jaar geleden. Ik ben niet meer die student die voor het eerst moest doen alsof ze de docent is – maar daar zelf niet nog niet van overtuigd is. (Fake it till you make it, dat werkt dus niet op die manier. Heb ik proefondervindelijk even voor jullie getest). Ik ben niet meer de stagiaire die de les overneemt van de werkplekbegeleider, die de leerlingen veel liever hebben. (En dat was hun goed recht. Jij hebt ook liever dat je boodschappen afgehandeld worden door de ervaren en effectieve cassière, al begrijp je dat nieuwe medewerkers ook eerst ingewerkt moeten worden). Ik ben niet meer die schim in de school die na een jaar weer vertrekt en die als verzopen katje bij de receptie aangezien wordt voor een uit de kluiten gewassen leerling. (Het trauma is diep, je hoort het). Nee, ik ben nu de docent. Een echte. Eentje die weet waar ze voor staat, weet wat ze kan en zich realiseert dat er nog veel te leren valt, maar dat wel met volle overtuiging doet.
Trots
En als mijn klassen op dit moment dit blog zouden vinden? Dan zou ik er trots op zijn. Dan zou ik het met hen hebben over wat je wel en niet online moet delen (en hoe bewust je je daarvan moet zijn). Dan zou ik het met hen hebben over hoe belangrijk taal is om jezelf te leren kennen, jezelf te leren uiten en jezelf te leren verdedigen en verantwoorden in een wereld waarin iedereen altijd maar meer van je wil. Dan zou ik hun vertellen dat je pas leert schrijven door het veel te doen en dat het dan ook steeds leuker en makkelijker wordt.
Dan zou ik hun vertellen dat we eigenlijk in de kern niet zoveel van elkaar verschillen, die leerlingen en ik. Zij achter hun schermpjes nu, met de camera uit en zich plotseling bewust van hun uit te schakelen zichtbaarheid en ik, de docent, die maar in de spotlight blijft staan zelfs als er niemand (meer) luistert. Dan zou ik ze zeggen: kijk, wij zijn allebei gewoon maar mensen die hun plek in de wereld proberen te vinden en daar iedere dag een beetje beter in hopen te worden, jij achter je tafel en ik voor het bord. En dan zou ik ze zeggen: jongens, ik hoop toch echt dat het na de zomervakantie weer écht onderwijs wordt, want mijn hemel wat mis ik jullie.
In sommige jassen pas je na jaren gewoon niet meer en dan moet je nieuwe kopen. In andere kun je blijkbaar toch blijven groeien.
4 Comments
Wat ontzettend fijn dat je er weer bent. <3
Prachtig stuk, Leonie! Goed dat je er weer bent, en wat een enorme ontwikkeling heb jij doorgemaakt!
Mooi stuk Leonie, leuk om te lezen hoe het met je gaat en hoe je hier tegenaan kijkt!
Wat een prachtig stuk en ontzettend herkenbaar als toekomstige docent Nederlands. Ik ben zelf ook nog bezig om mijn draai te vinden op dit vlak. Ik merk dat ik echt veel energie haal uit het schrijven en ik zou dit dan ook graag willen blijven doen. Eigenlijk zou het zonde zijn om te stoppen met je hobby’s.
Liefs