Gisteren liep ik door de draaideuren van de Radboud Universiteit, diezelfde deuren als waar ik in 2017 voor het laatst doorheen liep nadat ik hoorde dat ik mijn master had gehaald. Dat moment waarop ik – nog wat overrompeld en bruusk – me realiseerde dat het erop zat. De studie, het avontuur, het studentenleven. Door die dezelfde deuren liep ik gisteren naar de kantine waar ik vier jaar van mijn leven herinneringen heb gemaakt. En eerlijk? Het voelde nogal gek. Het was alsof ik thuiskwam in een huis dat niet langer van mij is. Is het niet paradoxaal hoe welkom je je kan voelen op een plek waar je niet langer hoort?
Onzichtbaar knaagdier
Ik schrijf dit blog terwijl ik omringd ben door stapels boeken over literatuur, die ik moet gebruiken voor de afsluitende opdracht van één van mijn vakken. Tussen dat moment dat ik van de Radboud Universiteit wegliep en nu, is er – zou je kunnen zeggen – wel het één en ander veranderd. Inmiddels woon en studeer ik al bijna vijf maanden in Tilburg, ben ik bezig met de laatste deadlines om het eerste semester af te ronden en zijn we al aanbeland in 2018. En hoe gelukkig ik daar het merendeel van de tijd ook over ben, toch knaagt het soms als ik mijn geliefde Nijmegen binnenrijd. Het knaagt als ik merk dat ik productiever ben in de bieb van de afgelopen vier jaar, dan in de bieb waar ik de komende twee jaar ben. Het knaagt als ik de kantine, de Refter, rondkijk en oude bekenden zie: docenten, medestudenten, medewerkers. Het knaagt als ik denk: als dit thuiskomen is, waarom ben ik hier dan weggegaan?
De studie die ik op dit moment volg, de premaster Nederlands voor de academische lerarenopleiding Nederlands, is eigenlijk een beetje een vreemde eind in de bijt. Op Tilburg University wordt namelijk geen bachelor Nederlands aangeboden, maar wel een ver ontwikkelde bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen en een omvangrijke bachelor Algemene Cultuurwetenschappen. Met een beetje shoppen van het één (waaronder ook de taalwetenschappelijke vakken vallen) en het ander (waaronder kunst, geschiedenis en literatuur) is in Tilburg de premaster in elkaar geknutseld. En op die opleiding heb ik – ondanks dat het soms nogal veel is om van alles ook alles te moeten weten – echt geen kritiek. Maar toch denk ik soms ‘had ik dan gewoon Nederlands moeten gaan doen aan de Radboud?’ De universiteit die misschien bij uitstek wel de plek is om juist dat vak te studeren?
Twijfels
Had ik dan toch? Maar wat als? Deed ik er niet beter aan om? Aan dit soort vragen heb je natuurlijk niks. Vooral niet als je al bijna de helft van je huidige premaster hebt afgerond, je hele hebben en houwen hebt verplaatst naar een andere stad, daar een nieuwe sportclub hebt gevonden en een nieuwe sociale kring hebt opgebouwd. Het betekent natuurlijk niet dat ik niet op keuzes terug mag komen – sterker nog, soms is dat juist heel goed – maar ik heb destijds op basis van zowel rationele als emotionele overwegingen gekozen voor een andere stad. Een andere universiteit. Een ander leven?
Misschien is het ook niet eerlijk van mezelf om een plek waar je vier belangrijke jaren hebt doorgebracht, te vergelijken met een plek waar vrijwel alles nog nieuw is. Waar je in de bieb aan het bureau gaat zitten dat blijkbaar geen stroom heeft, maar waarvan iedereen behalve jij dat weet. Waar ze dan weliswaar wel een Starbucks hebben, maar jij niet je vaste vriendinnen om de koffie mee te drinken. Misschien vind ik verandering gewoon moeilijk en moet ik langer wennen. En wie zegt dat ik dit niet had ervaren als ik wel op dezelfde universiteit was gebleven, maar nog altijd omringd door andere mensen, andere studieonderwerpen en andere verwachtingen?
Vertrouwen?
Misschien moet ik gewoon de wijze woorden van W. F. Hermans volgen en geloven dat niet alleen in literatuur, maar ook in het leven mussen niet van het dak horen te vallen zonder dat daar reden toe bestaat. En niet omdat er een auteur is die dat voor mij bepaalt, maar omdat je alleen maar kunt opstaan als je ooit gevallen bent.
Eén ding is in ieder geval zeker: waar ik ook gezeten had, ik had er sowieso veel nieuws moeten leren.
(En dat deed ik! Ik had een vak over retorica, speechen en debatteren, een vak over de kunst, geschiedenis en literatuur van de Middeleeuwen tot de Gouden eeuw en een vak over datzelfde van vlak na de Eerste Wereldoorlog tot aan nu, en een heel erg leuk vak over jeugdliteratuur waar ik in Nijmegen hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde mate mee in aanraking was gekomen. Willen jullie daar nog meer over weten? Laat het me weten!)
2 Comments
Dat gevoel van ergens binnenkomen waar je niet meer thuishoort is ook een reden waarom ik nog nooit terug ben gegaan naar mijn oude middelbare school. Of andere plaatsen uit mijn jeugd. Er is altijd iets veranderd, je bent ouder, wijzer (hopelijk) en in principe een heel ander mens. Of dat nou een jaar geleden is, of tien jaar geleden -het voelt altijd anders.
Maar Daan, het was juist andersom. Ik hoor er niet meer, maar ik kom er juist thuis. Op mijn middelbare school hoor ik ook niet meer, maar daar kom ik niet thuis.